Pilot terugwinnen vivianiet afgerond

Gepubliceerd op 25 september 2024

Voor zijn stage kwam student chemische technologie aan Zuyd Hogeschool Kevin Dewaide terecht bij de vivianiet pilot bij de RWZI Hoensbroek, die loopt tot 30 september. Kevin blijft nog even betrokken bij het project.

Hoeveel vivianiet kun je terugwinnen uit het afvalwater? Die vraag vormde de aanleiding voor de pilot in Hoensbroek. Vivianiet is een verbinding van fosfaat en ijzer, die wordt gevormd in het rioolwater. ‘Door de vivianietkristallen in rioolwaterzuiveringsinstallaties te oogsten uit het vergiste of ingedikte slib, haal je veel fosfaten uit het water’, legt Kevin uit. ‘Dat is de grootste winst. Daarnaast zijn er indirecte effecten: je hoeft minder slib af te voeren. Doordat je vervoersbewegingen afnemen, is er minder vervuiling.’

Het terugwinnen van vivianiet uit ongegist slib vormt een iets grotere uitdaging dan bij vergist slib. ‘Op dit moment halen we een rendement van 50%, maar we onderzoeken of we dat kunnen ophogen. Om het vivianiet uit het slib te halen, gebruiken we een ring waarin doosjes zijn bevestigd met spijlen die worden gemagnetiseerd. Het vivianiet hecht zich aan de magneet en kan er dan vanaf worden gespoeld. Mijn rol bij het onderzoek was om te kijken hoe we de instellingen kunnen aanpassen om het rendement zo groot mogelijk te maken.’

‘De informatie van ons onderzoek is onder meer waardevol voor het Waterschap Brabantse Delta, dat misschien in 2027 een installatie op demo schaal wil realiseren. Maar ook voor WBL zelf is dit project interessant. Als we eerder vivianiet kunnen terugwinnen, is er minder onderhoud nodig aan de RWZI Hoensbroek. En minder onderhoud betekent ook minder kosten.’

Saskia Hanneman, innovatie technoloog: ‘Voor WBL is het terugwinnen van grondstoffen uit water en slib een belangrijk strategisch onderwerp in het streven om in 2050 volledig circulair te zijn. De onderzoeken, waaronder deze pilot, leveren cruciale informatie voor opschaling van de techniek. Dankzij de inzet van Kevin hebben we in deze pilotperiode heel veel testwerk kunnen verrichten.’